Kees Wieringa, museumdirecteur in Qatar: gemangeld tussen kunst en ambitie

Foto Kees Wieringa

Door Gerda J. van Ham

In 2016 vertrok  Kees Wieringa, na een turbulente periode als directeur van Museum Kranenburgh in Bergen, naar de woestijnstaat Qatar. Van het vrijgevochten kikkerland onder de zeespiegel, naar de klamme hitte in de paleizen van de Islamitische sjeik Al-Thani, zijn nieuwe werkgever. Wie Inshallah  leest over zijn ervaring in Qatar, ziet een ‘clash of cultures’ ontstaan. Al bij aankomst op het vliegveld gaat het mis. Wieringa steekt de beeldschone Leyla, zijn gids uit het cortège van de sjeik, zijn hand toe. Op goudkleurige pumps en van top tot teen gesluierd in een zwarte, afkledende abaya, deinst zij terug. Als ze hem in de hoofdstad Doha afzet, fluistert ze hem toe: “Houdt u zich in dit land aan de regels, dan is er niks aan de hand’’. Zijn paspoort wordt ingenomen. Vanaf dat moment is Mister Kees geheel afhankelijk van de humeuren van de sjeik en zijn onderdanen. Dit begin voorspelt een antropologisch avontuur van misverstanden en intriges.

Na tropenjaren in de Nederlandse cultuursector waarin Wieringa zich in ambitieuze projecten stortte die vaak grillig verliepen en emotionele wissels trokken, hoopte hij eindelijk verzekerd te zijn van ruime budgetten, het grote geld. Dat Arabische geld klotst inderdaad tegen de marmeren plinten, maar verdwijnt even zo vlug weer in allerlei diepe zakken, zonder verantwoording, begroting of jaarverslag. Zijn functie als ‘opperhoofd’ van de museale collecties blijkt niet zoveel voor te stellen, hij zal slechts een tandradar in het zakenimperium van de sjeik worden. Dat Wieringa aan mag zitten bij een banket, is voor de show. Alles om gasten te imponeren met de onmetelijke rijkdom van de sjeik en zijn alsmaar uitdijende familie. Een halve eeuw geleden woonden zij nog in bedoeïenententen.

Op de 24- tigste verdieping van een wolkenkrabber moet Kees Wieringa ettelijke uren wachten op zijn kennismaking met sjeik Al-Thani. Buiten ziet hij op duizelingwekkende hoogte bouwvakkers zwieren om een steigerdoek aan te brengen op Christo-formaat. Hij wordt duizelig van het trapezewerk en van zijn knorrende maag, want de mini-bar in de hotelkamer was leeg en het is rond het middernachtelijk uur. Op de grond liggen tapijten in de vorm van vier gevilde roofdieren die elkaar in de bek kijken. Er wordt sterke thee (karak) geserveerd, met veel suiker en melk door een teaboy die door een hogere in rang intimiderend wordt afgesnauwd. Na een zeer korte kennismaking, onderbroken door een luidruchtig telefoontje met de moeder van de sjeik, verlaat Wieringa de sjeik om direct in een aanpalend winkelcentrum te belanden waar dames in gitzwarte niqaabs zich op een schaatsbaan amuseren. ‘Welkom in Disneyland’.

Foto Kees Wieringa

Het museum ligt buiten Doha in een dertig hectare ommuurde oase van waterpartijen, bossen met palmbomen, pauwen, dadelplantages en wilde dieren. De oase wordt bewaakt door een privélegertje Ghanezen die alles tot in details opmerken en doorspelen. De voorstelronde met het personeel is hilarisch, ze komen uit alle windstreken en Wieringa merkt op dat Fellini blij zou zijn met een dergelijk gezelschap. De vorige directeur is met slaande ruzie vertrokken en heeft niets op papier achtergelaten. Medewerker Ali raadt ‘Mister Kees’ aan streng en dominant te zijn. De macho-cultuur is heilig, vrouwen worden gezien als accessoires. ‘Verwacht niet teveel te bereiken, dat frustreert de ambities’, aldus de door de wol geverfde Ali.

Zijne Excellentie sjeik Al-Thani is een prominent lid van de koninklijke familie in Qatar. Hij beheert wereldwijd honderden hotels, wolkenkrabbers, financiële instituten en technologiebedrijven. Hij is als bedoeïen volledig ongeschoold begonnen als handelaar in automaterialen. Het is zijn lust en leven om kunst en erfgoed te verzamelen. De verzamelwoede van de sjeik is grenzeloos van stijlkamers, manuscripten, Arabische moderne kunst (inclusief naakten), sieraden, tapijten en opgezette dieren. Er zijn honderd eikenhouten vitrines met zwaarden en honderden klassieke auto’s die wachten op een eigen museum. De sjeik loopt te pas en onpas door de museumzalen met zijn gevolg. Zonder overleg verplaatst hij eigenhandig objecten uit de verzameling. Overal raast de airco, er zijn nauwelijks tekstbordjes. Soms wordt de sjeik in het labyrintische museum gesignaleerd in gezelschap van een cheeta aan een touwtje. Zijn wil is wet. Als zijn zeer goed opgeleide wereldse dochters hem een kleur aanraden voor de website, negeert hij hun adviezen. Het moet zandgeel zijn, de kleur van de woestijn.

Foto Kees Wieringa

Wieringa mag zich in een visioen hebben gewenteld van ongebreidelde mogelijkheden, hij komt niet bepaald in een gespreid bedje. Hij wordt al vlug in een listig spel betrokken van zakenbelangen en heerszuchtige lieden die tegen elkaar worden uitgespeeld. Af en toe dwalen zijn gedachten af naar de ‘smerige’ bestuurlijke spelletjes die hij in Bergen moest doorstaan toen een ware strijd ontbrandde tussen hem en de Raad van Toezicht. Een wedstrijd die hij verloor. Dat maakte hem ‘razend en triest’. Gelukkig vond hij als geschoold pianist troost bij de klassieke muziek. Nu heeft hij een secretaresse waarvan alleen de ogen zichtbaar zijn, geen wifi, geen vaste telefoon en gebrekkige elektriciteit. De medewerkers wisselen met de dag, ze worden aangenomen en ontslagen zonder dat hij, de directeur, ervan op de hoogte wordt gesteld. De medewerkers werken in afzondering en hebben elkaar bijnamen gegeven als de ‘King’ of de ‘Terrorist’. Ze wantrouwen elkaar, roddelen onophoudelijk en intimideren dat het een aard heeft. Er lopen kleurrijke types rond als Osama die zich bekommert om de nalatenschap van wijlen Saddam-Hoessein. Hij wast en strijkt de kleding van de overleden dictator en beheert de parafernalia, zoals de bebloede strop. Osama is 25 jaar de privébeveiliger van Saddam Hoessein geweest en wordt er door collega’s van verdacht dat hij zelfs zijn eigen familie verraadde voor de gunsten van de Iraakse leider. Wieringa raakt geïntrigeerd door deze gedrongen ‘foute’ figuur met in zijn hand drie telefoons die voortdurend afgaan. De sjeik heeft hem zelfs alle sleutels gegeven van de belangrijke vertrekken in de paleizen. Op de wel erg stoutmoedige vraag aan Osama of Saddam een dictator was, antwoordt hij:  ‘Hij was onze held, een warme familieman die gevoelige gedichten schreef.’

Dat Wieringa het vier en een half jaar volhoudt in deze slangenkuil, getuigt van zijn doorzettingsvermogen. Zijn leven verandert als hij de beschikking krijgt over een piano, zodat hij in momenten van vertwijfeling, zijn frustraties de vrije loop kan laten gaan. Bij elk hoofdstuk van Inshallah staat een muziekfragment als aanhef. Wieringa is een verfijnd kenner van klassieke muziek. Hij is een bekend vertolker van Canto Ostinato van Simeon Ten Holt. Op weemoedige momenten in de woestijn memoreert hij zijn vriendschap met Joost Zwagerman.

Op de autoradio hoort hij onophoudelijk gezongen soera’s in een opzwepend ritme. In de Islamitische cultuur is niet alleen alcohol verboden maar ook klassieke muziek. Zijn buren, regelrechte familie van Osama bin Laden, wil hij geen overlast bezorgen met zijn pianospel. Je weet nooit of zij de autoriteiten waarschuwen. De gekoesterde droom van een wereldbaan versplintert. Hij kan nauwelijks geloven dat een aantal vrouwen, inclusief collega’s, hem op een verraderlijke manier proberen te verleiden. Hij speelt het spel mee in een mengeling van naïviteit en standvastigheid. Hij weet inmiddels dat hij op zijn werk en tijdens bezoeken aan bars gechanteerd kan worden. Het geluk is met hem als intrigante Moma (creditcard tussen de boezem), die zich voordoet als een bekend advocate, hem op een hotelbed belaagd. Net op tijd gaat het brandalarm af. Wieringa vlucht met verhit hoofd de gang op. Later blijkt dat dergelijke alarmen bijna dagelijks afgaan om te zien waar een ieder zich ophoudt. Opgelucht ontspringt hij de dans, wetende dat het spel nog niet uit is. Moma had hem tijdens het daaraan voorafgaande etentje nog een fragment van een Mesopotamisch kleitablet met spijkerschrift aangeboden, waarvan hij de herkomst betwijfelde. Het was hem al lang duidelijk geworden dat iedere gelukszoeker in Qatar geld wilde verdienen met verduisterde kunstschatten.

Foto Kees Wieringa

Zelfs de flirtende en goedgemutste Bulgaarse collega Bojana uit het museumwinkeltje waar hij vaak Arabische koffie drinkt, verleidt hem met haar wulpse dansen. Wieringa ontpopt zich niet als museumdirecteur maar als antropoloog. Een groot deel van zijn medewerkers kan helemaal niet door één deur vanwege hun geloof. De een is soenniet en de ander sjiiet. Die verdragen elkaars nabijheid niet en haten elkaar hartgrondig. Als de sjeik een extreem kostbaar wandtapijt aanschaft waarvan niemand de herkomst weet te achterhalen blijken er op het tapijt twee teksten te staan van rivaliserende geloofsrichtingen. Het wandtapijt van goud, zilver en zijde wordt de inzet van een bittere geloofsstrijd onder collega’s.

Zijn Hollandse bravoure en losse omgangsvormen maken geen indruk. Willens en wetens zet Wieringa zich klem. Hij realiseert zich dat hij een onderdeel is geworden van het uitbuitingssysteem. Op een dag schalt uit zijn telefoon de muziek van Michael Jackson: What have we done to the world. Met dit besef verdwijnt zijn wolkeloze toekomst in Qatar. Alleen het verdiende belastingvrije geld telt nog.

Tot twee keer toe faalt Wieringa als museumdirecteur, maar overleeft als kunstenaar. Het kunstenaarschap is zijn bestemming. Door schade en schande is hij wijzer geworden. Terug in Europa probeert hij in de buurt van Fontainebleau een nieuw kunstpodium voor diverse disciplines op te richten. Het trapezewerk in Qatar is voorbij. De stilte in de woestijn had een helende werking. De woestijnroos in zijn broekzak die hij koos als amulet heeft zijn dienst bewezen.

Foto Kees Wieringa

Kees Wieringa, Inshallah, Museumdirecteur in Qatar.

www.keeswieringa.com en www.uitgeverijwater.nl

 

 

 

 

 

Reageren