Een olifant als verdienmodel: het leven van Hansken, het olifantje van Rembrandt

 

Rembrandt, Hansken, 1637, zwart krijt, Wenen, Albertina

Door Gerda J. van Ham

*Niemand weet precies waar de naam Hansken vandaan komt, maar zeker is dat Rembrandt het aandoenlijk logge lijf, de gerimpelde huid, de hangende oren en de zwaaiende slurf van deze olifant meerdere malen heeft getekend. Rembrandts olifant is weliswaar beroemd, maar nooit eerder werd stilgestaan bij haar bewogen leven, zoals nu in het Rembrandthuis. De Rembrandt-kenner Michiel Roscam Abbing verdiepte zich jarenlang in het leven van Hansken en de sporen die ze naliet. In 2016 resulteerde zijn onderzoek In het spoor van Hansken, een boek dat leest als het verslag van een spannende reis, beginnend in Ceylon en via Holland en vele andere landen eindigend in de Loggia de’ Lanzi in Florence.

De expositie is een hommage aan Hansken als exotisch dier dat triomfen vierde in Europa bij vorsten, boeren en burgers. Deze Aziatische witte olifant  belandde zelfs in een bijrol in Vondels Gijsbrecht van Aemstel. Dat Hansken werd uitgebuit en slecht verzorgd blijft door Roscam Abbing niet onvermeld. Het is een wonder dat ze het 25 jaar heeft volgehouden. Haar skelet staat sinds 1771 opgesteld in Museo della Specola in Florence.

Rembrandts tekeningen van Hansken zijn gemaakt in zwart krijt met donkere contourlijnen en schaduwpartijen van houtskool. Hij tekende haar ‘nae ’t leven’, met liefdevolle aandacht voor de donzige haartjes op kop en staart. Uit die haartjes blijkt dat ze nog jong was. Rembrandt was een verwoed verzamelaar van exotische artefacten. Hij had diverse opgezette dieren in zijn kunstkamer, zoals een opgezette paradijsvogel en een komodovaraan. Maar een levende of dode olifant had hij nog nooit in het echt gezien. Die kans benutte hij op de Amsterdamse Botermarkt toen Hansken haar kunstjes kwam vertonen op de jaarmarkt. Aan die kunstjes, ze kon er wel 36, had hij een broertje dood. Hij was juist geïnteresseerd in haar exotische verschijning, de intrigerende geplooide huid, die droevige blik en de alsmaar zwaaiende slurf en staart. Rembrandt ondertekende zijn tekening voluit met jaartal, iets wat hij nooit deed bij studieschetsen. Niet veel later zou hij haar als vrolijk, klein olifantje laten figureren in zijn beroemde ets van Adam en Eva in het Paradijs. Op de expositie flankeren de twee beroemde tekeningen van Hansken uit de Albertina (Wenen) de ets van Adam en Eva. Rembrandt voegde Hansken als actueel fenomeen toe aan het Bijbelse verhaal van de Zondeval, zodat deze prent extra aantrekkelijk werd voor kopers.

Rembrandt, Adam en Eva in het paradijs, 1638, ets, Rijksmuseum Amsterdam, met rechts onder in de verte een olifant

De olifant was het grootste landdier ter wereld, met een kolossaal gewicht (6600 pond) en vervaarlijke ivoren slagtanden. Het wonderdier kreeg fabelachtige eigenschappen toegedicht, ze zou een mensenverstand met een enorm geheugen hebben, dieven kunnen aanwijzen en onheil kunnen voorspellen. Volgens Cesare Ripa was de olifant van alle dieren het zachtmoedigste en barmhartigste. Hansken werd van Ceylon eerst naar Batavia overgebracht waar de gouverneur van de VOC zetelde. Ze zeilde vervolgens in gezelschap van een tijger (later bleek het een luipaard) met een vloot vol zakken peper, zijde, parels en 25.000 stuks Chinees porselein aan boord, naar de Hollandse Republiek. Daar werd ze als relatiegeschenk van de koning van Ceylon afgeleverd bij stadhouder Frederik Hendrik. Die bracht haar onder in de stallen van het stadhouderlijk paleis bij Rijswijk. Reizigers mochten een kijkje nemen in zijn stallen en Hansken 24 broden van 8 pond per stuk zien verorberen, een rantsoen dat haar conditie geen goed deed.

De inkomsten waar Hansken voor zorgde werden verdeeld onder de aalmoezeniers en de diaconie van de Gereformeerde kerk. Stadhouder Frederik Hendrik was Hansken niet trouw. Hij schonk Hansken aan zijn achterneef Johan Maurits, maar die vertrok even later naar Brazilië en verkocht haar zónder slagtanden voor het riante bedrag van 8000 florijn aan een entrepreneur: Cornelis van Groenevelt. Groenevelt was ritmeester in het leger en trainde paarden voor de cavalerie. Dresseren was zijn levenswerk, hij blonk erin uit. Volgens de anekdote trok hij met Hansken en een beeldschone vrouw (ooit minnares van koning Karel I) door Europa. Over de beeldschone vrouw werd niets teruggevonden in de historische documenten. Zou ze een verzinsel zijn, of juist de aantrekkelijke tegenpool van het logge dier dat met haar droevige blik allerhande kunstjes moest doen om geld te verdienen?

Herman Saftleven, Twee olifanten in een landschap (beiden Hansken), ets en droge naald, 1646, Amsterdam Rijksmuseum

Hansken heeft een fortuin verdiend, dat is zeker. Michiel Roscam Abbings speurzin bracht hem tot in alle uithoeken van Europa. Overal bleken er sporen te zijn achtergelaten door Hansken. Vaak in documenten of dagboeken, maar ook op wandschilderingen of illustraties in boeken en tijdschriften. Op gravures zien we dat Groenevelt haar dresseerde met een ijzeren haakstok. Op zijn aanwijzingen dronk ze een vat bier of brandewijn leeg onder hilariteit van het toegestroomde volk. Ze kon de trekker van een pistool met haar slurfvingertje overhalen en een knal veroorzaken. Evenzo kon ze de degen hanteren in een duel. Bij de zoveelste aankomst in weer een dorp of stad ging er een trompetter op haar nek zitten. Op zijn melodie kon ze enkele danspasjes maken. Op jaarmarkten wees ze met haar slurf de dief aan of de hoerenloper, met wilgentwijgjes van een bezem maakte ze haar lijf schoon. Het toegestroomde volk smulde en bulderde van het lachen. Volgens overlevering heeft ze in de Broerekerk in Zwolle (nu boekhandel Waanders) hartgrondig staan brullen.

De gravure van Herman Saftleven waarin Hansken tweemaal staat afgebeeld in een fantasielandschap spreekt boekdelen. Ze heeft een dikke buik gekregen, een zogenoemde hooibuik, wat een gevolg is van eenzijdig voedsel. Ze kreeg een ingevallen kop en haar nagels werden er niet mooier op. Op die poten met uitgegroeide nagels liep ze bij weer en wind, met alle bagage op haar rug, wel 25 kilometer per dag kris kras door Europa. Groenevelt was niet zachtzinnig in zijn programmering. Hij dacht liever aan zijn eigen portefeuille dan aan de conditie van Hansken. Net als koorddansers en waterspuwers moest ze het publiek vermaken tijdens meerdere voorstellingen per dag. Vaak waren er wel tweehonderd bezoekers. In Wenen trad Hansken op tijdens de festiviteiten voor de verloving van Ferdinand III en Eleonore Gonzaga. Ze werd getooid met een rood fluwelen dekkleed en bereden door een zanger die een lied ten gehore bracht voor Zijne Majesteit. De Hofburcht was verlicht met brandende toortsen, na afloop knalde er vuurwerk. Hansken was toen al 21 jaar oud. Er is geen rekening teruggevonden in het kasboek. Mogelijk dat Groenevelt dit grootse hofspektakel in zijn boekhouding beschouwde als een grote eer.

Stefano della Bella, Dode olifant Hansken en twee mannen, november 1655, tekening Frankfurt-am-Main, Das Städel Museum

De reis over de Alpen moet Hansken bijna noodlottig zijn geworden. Bij extreem zwaar winterweer zakte ze in de modder. In Luzern werd ze met de grootste moeite uit een moeras getrokken. In 1655 in Rome prees Groenevelt Hansken aan in een op sensatie beluste brief aan kardinaal Giovan Carlo de’ Medici: ‘Het beest kan ons net zoveel pret bezorgen als de dames angst aanjagen’. In Florence aangekomen, op 7 oktober 1655, werd ze opgesteld onder de hoge Romaanse arcaden van de Loggia de’ Lanzi zodat burgers en buitenlui een goed zicht op haar hadden. Maar op 9 november viel ze volgens een ooggetuige dood neer, waarschijnlijk door koorts als gevolg van zweren aan haar voeten. ‘De aarde schudde door het gewicht van de vallende olifant en die blies in een ferme stoot haar laatste adem uit’. De groothertog van Toscane kocht het lijk voor zijn rariteitenverzameling voor 100 scudi en 2 dinari van Groenevelt. Haar gelooide huid werd over een houten frame gespannen en opgevuld met stro. Stefano della Bella maakte drie indrukwekkende tekeningen van de dode Hansken. Twee hangen er op de expositie. Deze tekeningen zijn aangrijpend: Hanskens slurf ligt er werkloos bij, de kolossale poten gespreid, haar mond open, de ogen gesloten. Geen opgewekte kunstjes en attracties meer. Na een turbulent leven is Hansken eindelijk verlost van Il Padrone Groenevelt, die haar slechts voor eigen gewin exploiteerde. De jonge Hansken van Rembrandt en de dode olifant van Bella zijn getuigen uit een ver verleden. Ze omspannen een leven waar die van menige adellijke telg, patriciër of VOC-dienaar bij in het niet valt.

Museum Het Rembrandthuis, Hansken, Rembrandts olifant, 5 juni t/m 25 juli. Hansken gaat ook online, met talkshow en podcast op You Tube en Facebook.

www.rembrandthuis.nl

www.elephanthansken.com

 

 

Reageren