Auvers-sur-Oise: Vincents laatste strohalm in Van Gogh Museum

Vincent van Gogh, Bloeiende kastanje takken, 1890, Auvers-sur-Oise, Collectie Emil Bürhle, langdurig bruikleen aan Kunsthaus Zürich

Door Gerda J. van Ham

Het Van Gogh museum, dat 50 jaar geleden de deuren opende, viert zijn jubileum met de belangwekkende expositie: Van Gogh in Auvers-sur-Oise, zijn laatste maanden. Het zijn exact zeventig dagen waarin Van Gogh 74 schilderijen maakte, 9 grote tekeningen, 28 studiebladen en schetsen, 1 ets van dokter Paul Gachet en een notitieboekje vol krabbels.

De episode Auvers kent weinig publieke bekendheid, ook al zijn de kunstwerken vaak als eerste verhandeld en terecht gekomen in uiteenlopende internationale museale collecties. Zijn onderbelichte werk uit Auvers staat nu voor het eerst in de schijnwerpers. Een absolute buitenkans om deze apotheose van een eigenzinnige en getourmenteerde kunstenaar bij elkaar te zien.

In slechts zeven jaar tijd wist Van Gogh zich zowel geestelijk als ambachtelijk met een grote diversiteit aan stijlen en onderwerpen te ontplooien. Volgens Louis van Tilborgh (senior onderzoeker Van Gogh Museum) hielp het schilderen van de ontredderde natuur hem bij het accepteren van zijn innerlijke, zo lang opgehoopte levenspijn.

Auvers is nog steeds een schilderachtig dorp (een goed bewaard geheim) en groeide in de negentiende eeuw uit tot kunstenaarskolonie door een treinverbinding met de stad Parijs. Paul Cézanne schilderde er rond 1870, Pissarro en Renoir werkten er vaak. De geliefde schilder Daubigny liet er een woning met atelier bouwen waar hij bevriende kunstenaars ontving. De homeopathische arts en psychiater dokter Paul Gachet woonde er met zijn kinderen, terwijl hij praktijk hield in Parijs. Deze excentrieke dokter onderhield veel vriendschappen met kunstenaars en verzamelde hun werk. Toen Vincent aan Theo liet doorschemeren te willen terugkeren naar het noorden, viel zijn naam herhaaldelijk. Hij zou Vincent geestelijk kunnen bijstaan, na zijn verblijf van een jaar in de inrichting van Saint-Remy in de Provence. Alle ogen waren gericht op Gachet, die net weduwnaar was geworden en volgens Vincent even melancholiek was als hij zelf.

Vincent van Gogh, Dokter Paul Gachet, 1890, Auvers-sur-Oise, Musée d' Orsay, Parijs

Bij aankomst op 20 mei 1890 vond Vincent Auvers direct karakteristiek en pittoresk. Op zijn eerste wandeling zag hij oude vervallen boerderijen met bemoste daken, kleine wijngaarden en slingerende paden en muurtjes om weelderige tuinen heen. De lente toonde zich op zijn uitbundigst. De seringen geurden, de acacia’s bloeiden, papavers en korenbloemen wuifden mee op een briesje wind. Auvers, gelegen op een uitgestrekt plateau met steengroeven, werd omzoomd door velden met koren en gewassen. Deze uitgestrekte vlakten leverden fascinerende panorama-schilderijen op. Er was overal bedrijvigheid, de boeren en landarbeiders kwamen handen te kort bij het oogsten van graan, tuinbonen, bieten, aardappelen en koolsoorten. Vincent ging direct aan de slag. Hij schreef aan zijn broer Theo: ‘Er is hier veel te tekenen, ik heb geen tijd te verliezen.’ Om vervolgens in kapitalen letters te verordonneren: ‘20 vellen Papier Ingres’. Deze zending arriveerde rond 25 mei.

Veel kunstkenners en psychiaters hebben de episode Auvers proberen te duiden als een kroniek van een aangekondigde dood. De door Van Gogh geïntrigeerde psychiater Frederik van Eeden omschreef het als volgt: “beklemmend, angstig, somber violet–vaal-heuvelland, oneindig sinister in zijn barre doodschen lijnen en de stroomende regen daarover”. Johan de Meester, een belangrijk kunstcriticus, schreef: “In hem moeten reuzengevoelens geward en gegierd hebben en het is zeer de vraag of de schilderkunst volstond om die uit te drukken”. Die psychologische duidingen hielden direct verband met Vincents onnavolgbare schildertechniek van verferupties. Rond de eeuwwisseling van 1900, tien jaar na zijn dood, werd zijn werk uit Auvers vaak als onsamenhangend bestempeld, vol kleurdissonanten en zweverige composities die getuigden van ‘verval’. De zwermen kraaien boven zwaar bewolkte korenvelden konden niets anders uitdrukken dan een labiele mentale gemoedstoestand. Maar hoe labiel was Vincent in die laatste weken voor zijn zelfgekozen dood?

Vincent van Gogh, Boomwortels, 1890, Auvers-sur-Oise, Van Gogh Museum (Vincent van Gogh Stichting)

Toen Vincent ontslagen was uit de inrichting van Saint-Remy had dokter Peyron hem ‘genezen’ verklaard, na huiveringwekkende angsten die afgewisseld werden met momenten van grote kalmte en helderheid. Vooral de periode eind februari tot eind april 1890 was een aaneenschakeling geweest van melancholieke stemmingen. Maar Vincents geduld raakte op in de nabijheid van lethargische geesteszieken. Hij wilde weer terugkeren in de maatschappij en vooral zijn pasgeboren neefje zien voor wie hij het schilderij van de Amandelbloesem had geschilderd. Bij aankomst in Parijs zag hij zijn familie terug. Zijn schoonzuster Jo omschreef Vincent als ‘stevig breedgeschouderd, met een gezonde kleur op zijn wangen, een vrolijke uitdrukking, zelfs iets vastberadens in zijn voorkomen’. Zeker geen zieke. Vincent genoot van zijn nieuw verworven vrijheid, bezocht direct een expositie van Japanse prenten die hem in de komende weken sterk zou inspireren. Onderwijl bracht hij een bezoek aan verfhandelaar Père Tanguy op Montmartre en zag in de opslag achter de winkel zijn schilderijen terug. Dat moet voor hem een bijzonder heilzaam moment zijn geweest. Hij besloot enkele doeken mee te nemen naar Auvers, zodat hij nog eens rustig kon kijken naar de olijfgaarden uit de Provence, het gortdroge gebied dat hij zojuist had verlaten. Hij verzuchtte in een brief: “Ik heb een te hard leven gehad om eraan te bezwijken, of om mijn werkkracht te verliezen.” Die werkkracht bleef onverminderd virulent in Auvers. Paul Gachet raadde hem aan veel en gestaag te werken en vooral niet meer aan zijn ziekte te denken. Zelf zag hij het schildersvak als ‘het minst slechte wat ik kan’. Zijn nachtmerries verdwenen. Hij nam zijn intrek in café de la Mairie, later Auberge Ravoux genoemd, naar de uitbater. Zijn werkdrift was tomeloos, niets stond hem in de weg om de euforie van de lente als een koortsdroom te schilderen en te tekenen. Zijn werk uit Auvers is expressief en stoutmoedig. Een vrije lijnvoering is het gevolg, met dartele verfstreken en krullende arabesken. Hij vereenvoudigt composities, beperkt de detaillering en raakt losgezongen van de realiteit. Zijn verbeelding draait op volle toeren. In verloren uren doorloopt hij ook nog een tekencursus voor modelstudies. Hij schrijft aan Theo: “Als ik de verhoudingen en het naakt niet bestudeer, zou me dat later opbreken. Denk dus niet dat het dwars is of nutteloos.” Niets wijst op een naderend einde, er is geen vuiltje aan de lucht.

Vincent van Gogh, Korenveld onder onweerslucht, Auvers-sur-Oise,1890, Van Gogh Museum

In de nacht van 24 op 25 mei 1890 raast er over het plateau van Auvers een zomerstorm van bijkans apocalyptische proporties. Terwijl Vincent veelvuldig in de tuin van Paul Gachet heeft gewerkt en meerdere studies heeft geschilderd met veldbloemen, ranonkels en distels, gromt de lucht en pakken de wolken zich samen tot een grimmig schouwspel waar de god Wodan van smult. De volgende dag ziet Van Gogh afgewaaide takken en bladeren op straat liggen met de bloeiende toortsen van de kastanjeboom. Hij raakt direct geïnspireerd door de verfijnde bloemetjes op de toortsen, de bedwelmende lelieachtige geur en de grote bladen die om de bloemen zijn gerangschikt. Hij schildert Bloeiende kastanje takken (26 en 27 mei 1890) dat volgens Nienke Bakker (senior conservator Van Gogh museum), tot een van zijn beste en spectaculairste stillevens behoort. Het schilderij uit Zürich (liggend formaat, 73 x 92)) is totaal onbekend en toont aan dat Vincent in gebroken blauwe penseelstreken met een rul reliëf aan verfijnde wit-roze verf een plat effect beoogde, vergelijkbaar met de Japanse prenten van Hokusai. Er schuilt zoveel exuberante levenskracht in dit bloemstilleven dat de vaas uit het zicht is verdwenen.

Vincent van Gogh, Zelfportret, 1889, Musée d'Orsay, Parijs

De zomerstorm luidt een nieuwe en alarmerende fase van zijn werk en mentale gezondheid in. Het noodweer had hem schrik aangejaagd. Na de euforie van de lente breekt onvermijdelijk de verwelking van de bloemen aan. De kastanjetoortsen laten hun bloesem vallen. Het graan moet worden geoogst, de maaier staat met twee sikkels vervaarlijk te zwaaien tussen de opgebonden schoven. De roggelelie staat nog fier overeind maar het omliggende land is plat gemaaid. Vervolgens ontstaan er op 6 juli spanningen bij een familiesamenkomst in Parijs als Theo verklaart dat hij zeer ongelukkig is bij zijn werkgever de kunsthandel Boussod et Valadon. Theo durft niet voor zich zelf te beginnen omdat hij een gezin en zijn broer Vincent financieel moet onderhouden. Ook met dokter Gachet ontstaan scheurtjes in hun ontluikende vriendschap. Vincent zou hem over iets futiels als het verkeerd inlijsten van schilderijen bedreigd hebben met een revolver. Vincent hekelde de smaak van Gachet en zag zijn interieur aan voor een propvolle antiekhandel. Terwijl hij toch vaak een vaas mocht gebruiken uit de collectie snuisterijen om een van de talloze veldboeketten te schikken en te schilderen.

De hypersensitieve en nerveuze Vincent schildert in pasteuze en gejaagde verfstreken overal voortekenen van naderend onheil. “Ook mijn leven is aan de wortel aangetast, ook ik sta niet meer stevig op mijn benen”, schrijft hij. Onweersluchten boven het plateau van Auvers, zwermen kraaien, de sikkels van de maaier, de grillige en loshangende boomwortels. In zijn brieven is hij kort en zakelijk, hij cijferde zich zelf weg, had geen enkele illusie meer om door te breken als vernieuwend kunstenaar. “Om voorspoed te hebben moet je een ander karakter hebben dan ik”, verzucht hij. Hij valt ten prooi aan machteloosheid jegens zijn familie en voelt zich een verschoppeling in de kunst. Hij verloor de moed dat Gachet hem kon helpen genezen. Ook moet hij hebben vermoed dat zijn vermoeide, ja zelfs verzenuwde broer Theo, zelf ook ongezond was en een wissel trok op zijn toekomst. Hij had gehoopt op een luisterend oor en een troostvolle blik. Had hij zelf niet altijd in zijn werk iets troostend willen uitdrukken voor de mensheid? Hij voelde zich alleen en vond het leven ondraaglijk: “Ik zal als schilder nooit iets belangrijks betekenen, dat besef ik ten volle.” Zijn negatieve zelfbeeld slokte al zijn energie en werkdrift op. Hij ontwikkelde een obsessief schuldgevoel, dat schilderen niets opbracht, zelfs niet de kostprijs. Elke kleine tegenslag bevestigde zijn incompetentie. De keus voor een zelfgekozen dood was het enige wat hem zou kunnen verlossen. Die gedachte had hij vaak gekoesterd, denkend aan zijn geliefde kunstenaar en voorbeeld Adolphe Monticelli. Toch kwam die keus voor zijn directe omgeving als een donderslag bij heldere hemel. Kijkend uit het raam van de inrichting ziet hij in september 1889 een maaier. Hij schrijft: “In de maaier zie ik de dood, in die dood schuilt niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht.”

Die woorden gaven hem troost en rust. Maar moet ook een sinister en wenkend voorteken zijn geweest.

Vincent van Gogh, Korenveld met kraaien, 1890, Auvers-sur-Oise, Van Gogh Museum (Vincent van Gogh Stichting)

Vincent stierf uiteindelijk in de nacht van 29 juli 1890, dertig uur nadat hij zich in de korenvelden buiten Auvers met een revolver in de hartstreek had geschoten. Zijn geliefde broer Theo bracht de laatste uren met hem door en zag Vincents leven zonder een spoor van angst wegglijden. De periode Auvers is het sluitstuk van een artistieke wisselwerking tussen gevoel en verstand. En wel in alle registers, van de hoogste euforie tot de diepst doorvoelde droefenis. Maar de kunstwerken zouden vanaf dat moment een ongekende zegetocht beleven.

Van Gogh in Auvers. Zijn laatste maanden.

Bijbehorende catalogus sterk aanbevolen.

www.vangoghmuseum.nl

t/m 3 september 2023

 

 

 

 

 

 

 

Reageren