Rijksmuseum toont harp leraar Marie-Antoinette: presentatie vier eeuwen huismuziek

Geplaatst in Musea en getagged met , op door .
Harp, Georges Cousineau en zoon, ca. 1790, Gemeentemuseum Den Haag

Harp, Georges Cousineau en zoon, ca. 1790, Gemeentemuseum Den Haag

*Marie-Antoinette (1755-1793) speelde graag harp, zo werd het instrument vanzelf ook geliefd onder de musicerende vrouwen van adel en hogere burgerij. Georges Cousineau (1733-1800), harpleraar de Franse vorstin, verbeterde het pedaalmechanisme zodanig dat de bespeelbare lengte van de snaren werd verkort. Daardoor werd het mogelijk ook ‘westerse’ chromatische toonladders te spelen. Zo’n populaire Cousineau-harp – dit exemplaar van rond 1790 – maakt deel uit van een nieuwe presentatie in het Rijksmuseum over vier eeuwen muziekinstrumenten voor de huiselijke kring.

Voor de vitrines op de afdeling Speciale Collecties die gewoonlijk zijn gevuld met kostuums – vanaf 20 februari elders in het museum nodig voor een omvangrijke expositie over Nederlandse mode tussen 1625 en 1960 – waren instrumenten uit de zeventiende tot en met de twintigste eeuw uit de eigen collectie beschikbaar, aangevuld met bruiklenen van onder meer het Gemeentemuseum Den Haag, het Pianola Museum en het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. De presentatie werd prachtig vormgegeven door Roland Buschmann en Jeroen Bijl: de gedempte ‘oude’ kleuren van de aankleding en zachte verlichting wekken vanzelf dromen over musiceren bij kaarslicht in een grachtenpand in de Gouden Eeuw op.

Virginaal, Johannes Ruckers, 1640, Rijksmuseum

Virginaal, Johannes Ruckers, 1640, Rijksmuseum

De rijkdom aan gaaf bewaarde instrumenten is verbluffend. Johannes Ruckers (1578-1642) – uit de bekendste familie klavecimbel-bouwers van die tijd – leverde in 1640 in Antwerpen het hier getoonde virginaal van populieren-, sparren – en eikenhout, been, papier, metaal en leer af. Virginalen waren kleiner dan klavecimbels en werden in huis vaak door meisjes bespeeld, vandaar de naam ‘virginaal’. Hendrik Jacobs (1629-1705) was een van de belangrijkste Nederlandse vioolbouwers van de zeventiende eeuw, van hem is een viool van sparren-, esdoorn- en buxushout en ivoor uit ca 1692 gekozen. Het is een instrument met typische barok-kenmerken: de hals korter dan tegenwoordig, met een kleiner deel voor vingerplaatsing. Van Conrad Graf (1782-1851), verbonden aan het Oostenrijkse hof, is de rechtopstaande piano die hij rond 1829 voor een rijke Hongaarse zakenman maakte. In de negentiende eeuw werden piano’s – als het financieel uit kon gemaakt door Steinway – statussymbolen voor de welvarende burgerij. Wie niet muzikaal was, kon altijd een pianola-voorzetapparaat kopen. Een elektromotor dreef de muziekrol aan die mechanische vingers in beweging zetten. Op de presentatie staat een exemplaar dat rond 1908 in Freiburg door de firma Welte & Söhne werd gemaakt.

Eind achttiende eeuw werd het strijkkwartet de hoogste vorm van kamermuziek voor de rijken, leren we van een van de informatieve tekstbordjes. Goethe vergeleek het samenspel tussen twee ‘gewone’ violen, altviool en cello met een gesprek tussen vier intelligente vrienden. Een leuk weetje voor bij de muziek die intussen op de achtergrond klinkt. De stukken worden gespeeld door studenten Oude Muziek van de conservatoria van Amsterdam en Den Haag. Met dank aan Giovanni Paolo Di Stefano, conservator muziekinstrumenten van het Rijksmuseum, gefinancierd door de Stichting Kramer-Lems/Rijksmuseum Fonds.

De presentatie ‘HUISMUZIEK, muziekinstrumenten uit de 17de t/m 20ste eeuw’ op de afdeling Speciale Collecties van het Rijksmuseum duurt tot 5 juni. Voor meer informatie: http://www.rijkmuseum.nl

Rechtopstaande piano, een zogenoemde Piramide-piano, Conrad Graf, Wenen, ca. 1829, Gemeentemuseum Den Haag

Rechtopstaande piano, een zogenoemde Piramide-piano, Conrad Graf, Wenen, ca. 1829, Gemeentemuseum Den Haag

Reageren