Joden in Nederlands-Indië in Joods Historisch Museum: eindelijk uit schaduw Sjoa

Peter Keller - zijn ouders waren in 1934 uit Duitsland gevlucht voor de nazi's - op de foto met een 'Inlandse vrouw', ca. 1940, collectie Peter Keller, geboren in 1938

Peter Keller - zijn ouders waren in 1934 uit Duitsland gevlucht voor de nazi's - op de foto met een 'Inlandse vrouw', ca. 1940, collectie Peter Keller, geboren in 1938

* Toen conservator Hetty Berg van het Joods Historisch Museum (JHM) in Israel was voor onderzoek onder Joden van Nederlandse afkomst, kwam ze in contact met leden van de vereniging Tempo Dulu, in 1995 door Shoshana Lherer opgericht voor Joden die in het vroegere Nederlands-Indië hadden gewoond. Dat bracht de bal aan het rollen voor de JHM-tentoonstelling Selamat Sjabbat (‘Vredige Sabbat’), de eerste keer dat een museum de schijnwerpers op de geschiedenis van de Joden in het huidige Indonesië richt.

Een geschiedenis die tot nu toe werd overschaduwd door de verschrikkingen van de Sjoa in Europa en bovendien uit het zicht omdat het aantal ‘Indische’ Joden altijd gering was. In het voortreffelijke themanummer van het tijdschrift ‘Misjpoge’, een uitgave van de Vereniging Kring voor Joodse Genealogie, zetten Hetty Berg en co-auteurs Ardjuna Candotti en Valerie Touw in de introductie de cijfers op een rij: ‘Rond 1940  telde de Indische archipel een kleine zeventig miljoen inwoners. Er waren 290.000 Europeanen en Indo-Europeanen, mensen van gemengd Indonesische en Europese afkomst. Het aantal Joden wordt geschat op drie- tot vijfduizend.’

Die kwamen niet alleen uit Nederland, maar ook uit Midden- en Oost-Europa, op de vlucht gegaan voor achterstelling en antisemitisme. Vooral in de Javaanse havenstad Soerabaja woonden honderden zogenoemde ‘Bagdad-Joden’ die uit Irak, Syrië, India en Palestina afkomstig waren. Ze waren  onderdeel van het traditionele handelsnetwerk langs de route tussen India en China en hielden zich bezig ‘met im- en export, regionale handel, optische instrumenten en bezaten winkels’.

Het Joodse religieuze en gemeenschapsleven was structureel moeilijk door het ontbreken van voorzieningen. Verzoeken aan het ministerie van Koloniën om subsidie voor het aanstellen van een rabbijn werden niet ingewilligd en ook het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap gaf niet thuis. Toen Isidore Hen in 1910 als rechter naar Indië vertrok had hij zich daarom bekwaamd in ritueel slachten, het uitvoeren van besnijdenissen en het sluiten van Joodse huwelijken. Het Opperrabbinaat van Amsterdam had hem officieel toestemming gegeven deze  ‘basistaken’ uit te voeren. Hen zou drijvende kracht achter het religieuze Joodse leven in Indië worden; het traditionele dubbelhuwelijk van zijn dochters dat hij in 1929 in Hotel des Indes in Batavia voltrok, kreeg ruim aandacht in de  Indische en Nederlandse pers, inclusief feestelijke foto’s.

Bar Mitswa in Soerabaja, ca, 1932, voor het huis van de familie Mussry, met als gasten zowel Europese als Iraakse Joden. Collectie Eli Dwek

Bar Mitswa in Soerabaja, ca, 1932, voor het huis van de familie Mussry, met als gasten zowel Europese als Iraakse Joden. Collectie Eli Dwek

Met foto’s, gebruiksvoorwerpen, brieven, officiële documenten, snuisterijen, oude filmpjes, geborduurde kampherinneringen, enzovoort enzovoort focust de expositie in vogelvlucht op de levens van ‘Indische’ Joden als Marcus Knap (1901-1960), in 1930 naar de Oost vertrokken om tandheelkunde te gaan doceren aan de School tot Opleiding van Indische Tandartsen. Knap eindigde als hoogleraar tandheelkunde en directeur van het tandheelkundig instituut in Soerabaja.

Hannes Keller (1903-1998) vluchtte in 1934 uit Keulen voor de nazi’s en werd in Batavia bedrijfsleider van de vatenfabriek N.I.V.A.T. Zijn verloofde Alice Rosendahl (1911-1992) volgde later, in 1938 werd hun zoon Peter geboren, die als jochie nu met een ‘Inlandse vrouw’ op de voorkant van ‘Misjpoge’ staat. Moshe Cohen (1902-1965) vertrok in 1928 naar Indië om er als rechter te gaan werken, zijn vrouw Rachel (1912-1987) borduurde in het Jappenkamp een heel boek over het kampleven voor haar zoontje Odeed (1940), een van de hoogtepunten onder de memorabilia op de expositie.

Bernard Wolf deed op 25 september 1946 in een brief  ‘Aan Zijne Excellentie den Minister van Oorlog’ het verzoek of zijn zoon Max (‘mijn éénigst overgebleven kind’) niet als dienstplichtig soldaat naar Indië hoefde. Hij ‘veroorloofde’ zich dat te vragen omdat tijdens de Duitse bezetting ‘twee mijner kinderen en schoonzoon’ werden gedeporteerd. ’Daar zij tot heden niet zijn teruggekeerd, moet worden aangenomen, dat zij hun leven hebben moeten geven.’

Dergelijke verzoeken werden maar hoogst zelden gehonoreerd. Peter Engelsman verloor tijdens de oorlog meer dan zestig ooms en tantes, grootouders, neefjes en nichtjes en moest toch. Hij kan het op deze expositie gelukkig navertellen. Voor de Joden met een verleden in Nederlands-Indië die na al die jaren ook hun verhaal kwijt willen: dat kan op de site www.jodeninnederlandsindie.nl.

De expositie ‘Selamat Sjabbat. De onbekende geschiedenis van Joden in Nederlands-Indië’ in het Joods Historisch Museum (Jodenbreestraat Amsterdam) duurt tot en met 8 maart 2015. Voor meer informatie: http://www.jhm.nl

In Manado op Sulawesi, als enige Indonesische eiland overwegend christelijk, bevindt zich nu nog de enige synagoge van Indonesië in een voormalig woonhuis. De beheerder is Yakov Baruch, hij neemt de Tora-rol altijd mee naar huis om diefstal te voorkomen. Foto Pauline Prior, zij reisde in 2014 naar Indonesië om resterend Joods leven vast te leggen.

In Manado op Sulawesi, als enige Indonesische eiland overwegend christelijk, bevindt zich nu nog de enige synagoge van Indonesië in een voormalig woonhuis. De beheerder is Yakov Baruch, hij neemt de Tora-rol altijd mee naar huis om diefstal te voorkomen. Foto Pauline Prior, zij reisde in 2014 naar Indonesië om resterend Joods leven vast te leggen.

Reageren