Sofonisba Anguissola in Rijksmuseum Twenthe: het zelfportret als inventie

Sofonisba Anguissola, Zelfportret,1558, olieverf op paneel, 25,6 x 19,3 cm., Collectie Prinses Colonna, Rome

Door Gerda J. van Ham

Haar naam klinkt veelbelovend. Sofonisba Anguissola (1532-1625). Ze is vernoemd naar de legendarische koningin van Carthago die zich van het leven beroofde toen haar volk een beslissende nederlaag leed tegenover de Romeinse veldheer Scipio. In de naam Sofonisba komen adeldom en heldhaftigheid samen. Ze werd ook nog eens geboren als oudste dochter in een adellijke familie, na haar volgde nog vijf zusjes en de lang verwachte broer. Haar broer Asdrubale zou de familie-erfenis opstrijken, de meisjes werden verondersteld gunstig te huwen en kinderen te krijgen. Haar vader Amilcare bewoonde met zijn vrouw Bianca en hun gezin een Palazzo in Cremona, inspecteerde de stadswachten, onderhield contacten met ambachtslieden, maar beschikte over onvoldoende geld. De bruidsschat voor zijn zes dochters was ontoereikend. Uiteindelijk zou Sofonisba uitgroeien van plaatselijke beroemdheid tot La piú illustrtre Pittrice d’Europa (meest bekende schilderes van Europa). Haar ster rees tot ongekende hoogte, maar na haar dood in 1625, op de hoge leeftijd van 93 jaar, verdween haar naam in de vergetelheid. Dankzij de inzet van vooral feministische kunsthistorici zoals Griselda Pollock zijn inventarissen doorgeploegd en brieven opgespoord. Zodat haar schilderijen opnieuw bestudeerd werden en uiteindelijk toegelaten tot haar kernoeuvre. De vraag blijft wel, schilderde Sofonisba zoveel beter dan haar zusjes Elena, Lucia, Minerva, Europa en Anna Maria? En waarom werd ze hofdame in Madrid?

De expositie Sofonisba Anguissola in Rijksmuseum Twenthe (Enschede) is het resultaat van collectieve inspanningen tussen musea, kunsthistorici en bruikleengevers. Voor het eerst wordt de Italiaanse Sofonisba Anguissola in Nederland belicht als de uitvindster van het zelfbewuste portret. Haar eigen portret wel te verstaan. Dat wordt in de kunstgeschiedenis een ‘inventione’ (inventie) genoemd. Terwijl vrouwelijke schilderessen in de Renaissance geen lid mochten worden van een schildersgenootschap (Sint Lucas gilde), ploeterden zij thuis tussen de vier muren met hun palet en schildergerei. Het genre van het zelfportret werd nauwelijks beoefend, omdat het zou kunnen duiden op ijdelheid of narcisme. Daar rustte in Italiaanse aristocratische kringen een taboe op. De elite liet zich graag leiden door het Boek van de Hoveling, geschreven door Baldassare Castiglioni (1528). Castiglione wist haarfijn uit te leggen dat hoofse idealen als discretie, fijngevoeligheid en natuurlijke schoonheid onmisbaar waren voor een huwbare vrouw. Zij moest kennis vergaren van de muziek en de schilderkunst, maar nergens in excelleren. Dat zou kunnen leiden tot trots en afgunst. Deze hoofse aspiraties leidde ertoe dat Sofonisba evenals haar zusje Elena (die later het klooster inging) een lange leertijd van enkele jaren doorliep, bij respectievelijk Bernardino Campi en Bernardino Gatti. Deze leermeesters onderwezen de zusjes op ‘zachtzinnige wijze zonder hen te ontmoedigen’. Ze woonden bij de beide leermeesters in huis, beschermd door een vriendelijke echtgenote. Ze kregen hooguit oprechte complimenten zonder onderlinge competitie of vleierij. De ambitieuze Almicare Anguissola doorbrak later echter deze discretie en bescheidenheid. In 1558 stuurde hij een brief aan Michelangelo. “Behalve de deugd van het schilderen, hoop ik dat Zijne Goddelijke Majesteit (Filips II) haar en mijn andere kinderen in hun levensonderhoud zal voorzien.”

Sofonisba Anguissola, Het schaakspel, 1555, olieverf op doek,72 x 97 cm, The Raczynski Foundation, Muzeum Narodowe w Pozaniu Poznan

Sofonisba excelleerde tegen de hoofse traditie in, met het zelfportret. Haar beeltenissen onderscheiden zich door de discrete schoonheid van haar jeugd, zonder enige zweem van banale ijdelheid. Haar serene gelaatstrekken zijn fijnzinnig geschilderd, volgens de veeleisende glacis techniek. Ze polijstte haar eigen gezicht met een veelheid aan zachte poederkleurige huidtinten. Ze had een gedistingeerde enigszins rond gezicht, met opengesperde bolle ogen. Soms drijven de pupillen in het oogwit, zonder dat dit hinderlijk is. Het is vooral herkenbaar en innemend als haar eigen profiel. Ze kijkt altijd vol begrip en mededogen naar de kijker, vaak met een kleine draaiing vanuit de hals, maar nooit geobsedeerd. Eerder zoekend en tastend. En altijd is daar het kuiltje in haar kin, onder de gulle mond. Die kin tekent haar vastberadenheid, ze gaat op haar doel af.

Het is haar missie om levensechte en vernieuwende zelfportretten te schilderen. Soms speelt ze op de clavichord, of houdt een miniatuurboekje in haar hand. De opengeslagen bladzijde vermeldt: Sophonisba Anguissola virgo se ipsam fecit 1554 (geschilderd door de maagd Sofonisba Anguissola zelf). Er mocht geen misverstand ontstaan over wie dit portret had geschilderd. Ze was 22 jaar oud, nog maagd (virgo, dus deugdzaam) en toont met een vanzelfsprekende zeggingskracht dat zij even zoveel recht heeft om haar gezicht te schilderen als de vermaarde schilder Albrecht Dürer. Achteraf beschouwd zijn deze zelfportretten (12 stuks) bewust geschilderd als strategisch geschenk. Haar vader bedacht een campagne en correspondeerde met graven, hertogen, kardinalen, ja zelfs de paus en bekende biografen en kunstenaars. Zij ontvingen in dankbaarheid een zelfportret. Het ten geschenke geven van dergelijke zelfportretten was een onderdeel van de toenmalige ‘gunsten economie’. Van de ontvanger werd voorspraak of een gunst verwacht. Almicare besteedde er zorgvuldig zijn tijd en energie aan, ter meerdere eer en glorie van zijn gezin en goede naam. De mare van haar uitzonderlijke talent bereikte daardoor ook de Spaanse koning Filips II. Cremona en Milaan waren inmiddels, na de slag bij Pavia, ingelijfd bij het grondgebied van het Spaanse koninkrijk. Dat leidde tot een economische en culturele bloei. In 1559 nodigde Filips II haar uit om hofdame te worden voor zijn tweede vrouw Elisabeth van Valois en hun kinderen, de infantes. Daarmee gaf Sofonisba Anguissola haar veelbelovende carrière als schilderes op, voor de gunsten en rechten (uitbetaald in kleding en juwelen) die zij aan het Spaanse hof ontving en die haar familie goed konden gebruiken. Vanaf het moment dat Sofonisba hofdame werd in Madrid houdt haar productie van fijnbesnaarde en inventieve schilderijen op. Kunsthistorici beweren dat de formele staatsieportretten van Elisabeth de Valois en haar kinderen binnen het protocol van het hof dienden te worden geschilderd. Zodoende worden ze wel aan haar toegeschreven. Zelf denk ik dat deze saaie en inwisselbare portretten met de nadruk op sieraden en modieuze kleding helemaal niet door haar zijn geschilderd. Ze vertonen geen enkele referentie aan haar talent en eigenzinnige vakmanschap. Mogelijk dat ze alleen gezelschapsdame was en hooguit schilderlessen gaf. De feministische kunsthistorici hebben in hun zoektocht naar haar oeuvre mogelijk een verkeerde inschatting gemaakt. Hun begerige ogen raakten enigszins vertroebeld door hun dadendrang om haar als onbetwiste en bejubelde sterschilderes voorgoed op het schild te heffen.

Sofonisba Anguissola, Familieportret, ca. 1558, olieverf op doek, 157 x 122 cm, Nivaagaards Malerisamling, Niva

Na de expositie in het Rijksmuseum over Renaissance-portretten, onder het vaandel: Vergeet mij niet, zijn het beroemde Schaakspel (1555, Poznan) en Zelfportret achter de schildersezel (1556-’57, Lancut) opnieuw te bewonderen. De zusjes Anguissola ontroeren nog steeds, Lucia glundert om haar overwinning, haar zusje Minerva capituleert en jongste zusje Europa is lachende derde. Op het Zelfportret achter de ezel, krijgen we nogmaals zicht op de lieftallige kus van Maria op de mond van Christus. Nog niet eerder zag ik het onvoltooide meesterwerk van haar familie, met Minerva die een liefdevolle blik werpt op haar broertje Asdrubale, terwijl haar vader nadrukkelijk naar de schilderes kijkt, zichtbaar ingenomen met zijn mannelijke erfgenaam aan zijn zijde. Asdrubale, als langstlevende telg van de familie, hield dit familieportret in zijn bezit. Hij erfde huis en haard met alle bezittingen en geprivilegieerde rechten.

Na terugkomst uit Madrid, in 1572, had Sofonisba nog een halve eeuw te leven. Filips II koos een geschikte adellijke Siciliaanse huwelijkskandidaat voor haar uit, die vroegtijdig stierf door een piratenoverval bij Capri. Sofonisba hertrouwde met een kapitein Orazio en verhuisde naar Palermo. Ze bleef kinderloos. In 1606 kreeg ze bezoek van Peter Paul Rubens die zijn bewondering uitte in het vrijmoedig navolgen van haar stijl.

Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, olieverf op doek, 66 x 57 cm, Muzeum - Zamek w Lancucie, Lancut

En vlak voor haar dood, in 1624, bezocht Anthony van Dijck haar op zijn reis door Italië. Ze was nagenoeg blind geworden en niet meer in staat tot schilderen. Van Dijck maakte aantekeningen en schilderde tot tweemaal haar portret, met ouderlijke allure. Hij vond haar een ‘wonderbaarlijke’ schilderes, pienter en met een goed geheugen. Zij gaf hem nog graag een laatste advies. ‘Verdoezel al te gewaagde gelaatstrekken en verzacht de rimpels met een fijn penseel’. Opnieuw won haar discretie het van nodeloos effectbejag.

Sofonisba Anguissola, portrettist van de renaissance, t/m 11 juni 2023 in Rijksmuseum Twenthe, Enschede.

Sofonisba Anguissola, begeleidende catalogus door Waanders Uitgevers: 22,95 euro.

Voor meer informatie: http://www.rijksmuseumtwenthe.nl

 

 

 

Reageren