Lacht Rembrandt ons uit in zijn blote vuistje? ‘De vaandeldrager’ helemaal geen vaandeldrager

Rembrandt, De Vaandeldrager, 1636, olieverf op doek, 118,8 x 96,8 cm, gesigneerd en gedateerd. Collectie De Rothschild Parijs, foto RKD

Door Gerda J. van Ham

Bij de - door Tweede en Eerste Kamer goedgekeurde - aankoop van een schilderij dat honderdvijfenzeventig miljoen kost, is het logisch eens goed te kijken wat de dertigjarige Rembrandt precies heeft geschilderd. Portretteerde hij zichzelf, pontificaal met een gevederde baret met opgekrulde randen? Was het wel een vaandel in zijn dichtgeknepen linkerhand? Is het kleurenpalet niet ronduit ingetogen voor Rembrandts doen? Hier geen warme rode kleuren waar hij zo geliefd om is, maar een kleurenwaaier van grijs, beige en bruin. ‘Rembrandtesk’ is hier niet van toepassing. En de belangrijkste vraag: is De Vaandeldrager  wel een vaandeldrager?

Er valt gedempt licht op een indrukwekkende mouw, afgezet met een witte geschulpte rand. Op de mouw flonkeren een onnavolgbaar aantal geraffineerde plooien. Daar had Rembrandt patent op. De arm in de zij steekt diametraal uit beeld. We noemen dat de renaissance elleboog, die Rembrandt moet hebben afgekeken van Titiaan. De arm in de mouw is in het verkort geschilderd, dat wil zeggen in een lastig perspectief.  De meeste schilders begonnen niet aan een dergelijke elleboog – die mislukte te vaak. Onder de hand bevindt zich een fraaie dolk gevat in een lemmet. Daarover heen een sluik vallende sjaal die vanaf de rug naar beneden is gedrapeerd. Om de nek een militaire ringkraag, daar onder een wit boordje. De lange krullende lokken langs de slaap steken mooi af tegen de lichtgekleurde stof. Evenals de slordige snor die naar beneden hangt als een toefje loof. Ronduit schitterend is de weergave van de gevederde baret, de pluim valt naar achter en steekt fel af tegen de oplichtende achtergrond.

Dit portret van een vaandeldrager is niet los te zien van de atelierpraktijk in het begin van de zeventiende eeuw, uitvoerig beschreven door experts in het zesdelige A Corpus of Rembrandt paintings. Wie het Corpus erop naslaat (deel III, bladzijde 231) wordt een stuk wijzer omtrent de schildertechniek van De Vaandeldrager. Uitvoerig staan Ernst van de Wetering en zijn collega’s stil bij de kunsthistorische term ‘chiaroscuro’. Een schilderij werd eerst ‘dood’ geverfd, dat wil zeggen voorzien van enkele gronderingslagen. Daarna werd de voorstelling ‘tonaal’ opgebouwd vanuit het contrast tussen licht en donker. Elke lichte penseelstreek markeert een donkerder contrast. Een oplichtend stukje goud galon roept een schaduw op door een donkere tint. Zo ontstaat die diepe kleurscharkering vol nuances. Alle professionele schilders beheersten deze fameuze techniek. Het resulteerde in een delicate stofweergave. Vanuit die chiaroscuro-techniek werd vanzelfsprekend een volume gesuggereerd van een mantel, baret, wambuis of pofmouw. Zodoende kwam een portret tot leven. Het lijkt er nu sterk op dat Rembrandt vroegtijdig stopte met zijn werk in de doodverflaag. Want de doodverflaag is niet alleen een schets, maar juist een doorgecomponeerde reliëf-achtige onderschildering, voordat de kleur wordt toegevoegd. En die kleuren ontbreken op dit schilderij. Nog altijd wordt deze tijdrovende schildertechniek uit de doeken gedaan in het oude atelier van de grote meester in het Rembrandthuis.

Maar waar is het vaandel van de vaandeldrager? Is er wel sprake van een vaandel?

Het is bekend dat schilders uit de zeventiende eeuw, Rembrandt niet uitgezonderd, zelden tot nooit titels aan hun schilderijen gaven. Opdrachtgevers hadden inspraak in de onderwerpen, maar titels duiken pas op als de inventaris van de boedel werd opgemaakt. Rembrandt kreeg er zelf mee te maken toen hij een faillissement moest aanvragen. De secretaris van de Desolate Boedelkamer liep twee dagen (25, 26  juli 1656) rond in Rembrandts huis, om alles zorgvuldig te inventariseren voor een veiling. Niet Rembrandt zelf gaf zijn kunstwerken een naam, dat deed deze secretaris, voor de vuist weg. Er zouden nog vele boedelinventarissen volgen, tot dat het bewuste schilderij werd geveild door de Amsterdamse familie Van Loon. James baron de Rothschild verwierf 'De vaandeldrager’ in 1840 voor slechts 840 pond sterling.

Wie ooit de titel De vaandeldrager heeft gemunt, is lastig te achterhalen. In het Corpus staat vermeld dat in 1667 een ‘vendrager’ door Rembrandt van Rijn, zich in de boedel van Marijke Burchvliet bevond. Ook heeft het schilderij deel uitgemaakt van de verzameling van schilder en tijdgenoot Allart van Everdingen. Door de tijd heen werd het in het Frans omschreven als ‘un tableau représentant un Guerrier’, of in het Engels als ‘Rembrandt in the character of a standerd Bearer’.

Nam de boedelbeschrijver het niet zo nauw toen hem het schilderij onder ogen kwam? Er is namelijk helemaal geen vaandel te zien. De enorme lap stof achter de rug van Rembrandt is deels achteloos om zijn schouder gedrapeerd. Het is slechts een vaal gordijn en zeker geen vaandel. We zien geen opzichtige kleuren en zelfs geen heraldisch symbool van een vaandel. Elke verwijzing naar een schutterscompagnie is afwezig.

Er zijn tientallen voorbeelden van schuttersstukken en vaandeldragers uit de zeventiende eeuw. Denk alleen maar aan de spectaculaire stukken van Rembrandts tijdgenoot Frans Hals. Kenmerkend voor deze vaandels zijn de soepel vallende stoffen, gedrapeerd om een lange stok. Die lange stok heeft meestal een glimmende knop aan het uiteinde. De kleuren van de vaandels varieerden sterk per Compagnie. Bij Hals zijn het felgekleurde banen stof die in delicate plooien naar beneden vallen. Schutters hielden hun vaandel vast in hun rechterhand, omdat de stramme stok enig tegenwicht vereiste. Een hilarisch voorbeeld is vaandeldrager Andries Stilte uit 1641, geschilderd door Johannes Verspronck. Ja, dat is een ijdele kwast inclusief renaissance ellenboog die koketteert met zijn lidmaatschap van de schutterij.

Johannes Verspronck, Andries Stilte als een vaandeldrager, 1640, olieverf op doek, 104 x 87,5 cm, National Gallery of Art, Washington DC

De poserende figuur op ‘de vaandeldrager’ staat voor een onopvallend ‘repoussoir’, namelijk een geplooid gordijn. Zo’n repoussoir geeft diepte: een meubelstuk of een willekeurige draperie, zoals hier, volstaat. Rembrandt had al jong een voorliefde voor glinsterende stoffen, met goud en zilverdraad doorweven dessins. Hij moet ze verzameld hebben met zijn vriend Jan Lievens, wiens vader actief was in de textiel.

Wat De Vaandeldrager  wordt genoemd is geen vaandeldrager, maar een figuur die poseert (mogelijk Rembrandt zelf) voor een geplooid gordijn, zonder opmerkelijk dessin of geweven patroon. Het is een doodsaai stuk stof, dat alleen dient om het personage op de voorgrond te accentueren, door er geraffineerd licht op te laten schijnen. Zo ontstaat een silhouet van donkere en lichtere partijen dat het schilderij allure verleent.

Het tafereel van een man met een groot gordijn is een beproefde voorstelling waar gerenommeerde kunstenaars en hun leerlingen in de atelierpraktijk graag mee oefenden. Dat het lijkt alsof Rembrandt hier een stok vasthoudt, is een illusie. Hij knijpt wel zijn vuist dicht, want het is lastig om onder een geplooide hoeveelheid stof ook nog een delicate hand met vingers te moeten schilderen. Daar ging het hem niet om. Neen, hij houdt ons voor de gek. Hij doet net alsof hij een soort vaandel draagt, maar het is een gewoon stuk gordijn. Er is in de verste verte geen vaandelstok te bekennen. De pose verraadt dat hij fysiek geen stok kan torsen, en zeker niet links. Met zijn hand in zijn zij zou hij pardoes omvallen.

Rembrandt bedriegt de kluit. Hij is hier in vermomming, als oefenmateriaal voor zijn leerlingen. Ook op dit punt geeft het Corpus van Rembrandt een verhelderende verklaring. Er bestaan namelijk diverse kopieën van de voorstelling in uiteenlopende technieken, van verf tot zelfs inkt. Er waren ook prenten in omloop. Zijn leerlingen moesten zijn pose en vooral zijn gezicht in donker en licht oefenen. Logisch dat Rembrandt een frappant gezicht trekt, het was zijn beurt om weer eens model te staan voor zijn leerlingen. Het is daarom extra grappig dat hij juist helemaal niets in zijn linkerhand vasthoudt. Het oog wordt bedrogen, zoals zo vaak in de zeventiende eeuw.

‘De vaandeldrager’ bevat geen suggestieve verwijzingen naar De Nachtwacht, waar dit schilderij  op zou preluderen, zoals de directeur van het Rijksmuseum, Taco Dibbits, beweerde. Neen, de poserende Rembrandt maakt een grap met een stuk gordijn. Rembrandt lacht in zijn vuistje. Het schilderij zou dan ook heel goed De grappenmaker kunnen heten.

Gerda J. van Ham

Kunsthistoricus/ journalist

 

 

 

 

Reageren