‘Graffiti. New York meets the Dam’: schrijvers bomben in Amsterdam Museum

Lee Quinones, Howard the Duck, 1988, olieverf op doek, collectie The Museum of the City op New York

Lee Quinones, Howard the Duck, 1988, olieverf op doek, collectie The Museum of the City op New York

* Wat is bomben? Een object of stad helemaal volspuiten. En klauwen? Stelen van verf, spuitbussen en stiften. Wat betekent piece? De afkorting van masterpiece, een groot graffitiwerk. En hoe heten de makers van graffiti? Schrijvers. Wie het aan kennis ontbreekt over graffiti, de ‘straatkunst’ die rond 1970 aan zijn opmars begon in Philadelphia en New York, wordt op de expositie ‘Graffiti. New York meets the Dam’ tot achter de komma bijgeschoold over het fenomeen.

Het Amsterdam Museum poneert graffiti op deze tentoonstelling – in samenwerking met The Museum of the City of New York – als kunst met een missie. Uit een zaaltekst: ‘Street artist willen de stad mooier maken voor de bewoners. Street art is toegankelijk en figuratief, soms met humor of met een boodschap. Het is meestal legaal, en vaak gemaakt in opdracht.’

De eerste generatie Amsterdamse graffitikunstenaars – voortgekomen uit de punkbeweging - reageerde in de late jaren zeventig op de troosteloosheid van de vervallen binnenstad, brute gemeentelijke bouwprojecten, hoge werkloosheid en angst voor de neutronenbom. Toonaangevend in die tijd: Hugo Kaagman, Dr. Rat en Diana Ozon.

Ozon legde uit wat hen dreef in een interview in Het Parool in 1979: ‘Graffiti is de meest directe vorm van kunst. Het is het versieren van een stad die steeds onpersoonlijker wordt. Kijk, je kunt ook maanden aan etsje pielen en dat dan keurig in een museum laten ophangen, maar daar schiet de gemiddelde trampassagier niets mee op.’

Blackbook Joker, bladijde met tekening van Keith Harin, 1986, inkt op papier c Keith Haring Foundation

Blackbook Joker, bladijde met tekening van Keith Harin, 1986, inkt op papier c Keith Haring Foundation

Yaki Kornblit opende begin jaren tachtig in Amsterdam een galerie waarin hij Amerikaanse graffitikunstenaars als Keith Haring, Lee Quinones, Lady Pink, Futura 2000 en Quik toonde. Toen de Amerikanen in 1983 naar Amsterdam kwamen, staken ze het vuur aan bij de tweede generatie: een aantal jongens uit Amsterdam-Zuid met graffitinamen als Shoe, Delta en Jaz. Jasper Krabbé was Jaz, de mooie ‘masterpieces’ waarmee hij op de expositie aanwezig is, tonen waarom hij nu een succesvolle ‘gewone’ kunstenaar is.

Het Newyorkse deel van de expositie is een selectie uit de collectie van de Chinees-Amerikaanse kunstenaar Martin Wong (1946-1999). Hij raakte gefascineerd door graffitischrijvers en steunde hen met aankopen en geld voor materiaal. Onder zijn aankopen ook bijzondere blackbooks als die van Keith Haring. Blackbook: beelddagboek met ontwerptekeningen, foto’s en tags. Tag: graffitihandtekening.

Het Amsterdam Museum heeft voor deze expositie het kaf van het koren gescheiden: graffitikunstenaars moeten vooral niet worden verward met ‘dwazen die op muren en glazen schrijven’. In het jargon een toy: 'een beginnende of slechte graffitischrijver'. Daarvan zijn er nog steeds veel te veel, maar deze expositie gaat nu eenmaal niet over de visuele vervuiling van de stad.

De expositie ‘Graffiti. New York meets the Dam’ in het Amsterdam Museum duurt tot en met 24 januari. Voor meer informatie: http://www.amsterdammuseum.nl

Een 'masterpiece' van Jaz, Jasper Krabbé

Een 'masterpiece' van Jaz, Jasper Krabbé, eigen foto

 

Reageren