Gek van surrealisme in Boijmans Van Beuningen: mega-succes Europese samenwerking

Max Ernst, Pietà ou La Révolution la nuit, 1923, Tate Londen, foto Tate Images

Max Ernst, Pietà ou La Révolution la nuit, 1923, Tate Londen, foto Tate Images

*De directeuren van Museum Boijmans Van Beuningen, National Galleries of Scotland, Scottish National Gallery of Modern Art en Hamburger Kunsthalle mogen in hun voorwoord van de catalogus bij de mega-expositie ‘Gek van surrealisme’ gepast trots zijn: ‘Samenwerking wordt tegenwoordig vaak afgedaan als de gewoonste zaak van de wereld, maar er moet wel aan gewerkt worden. Deze tentoonstelling is zowel een eerbetoon aan de kracht van zo’n Europees samenwerkingsverband als aan de visie van de afzonderlijke verzamelaars.’ Dat zijn er vier.

Aangevuld met schetsboeken, foto’s, films, correspondentie, archivalia als posters en uitnodigingen, kunstenaarsboeken en publicaties verenigt ‘Gek van surrealisme’ tientallen schilderijen en sculpturen die bijeengebracht werden door de Britten Roland Penrose (1900-1984) en Edward James (1907-1984) en de Schotse Gabrielle Keiller (1908-1995). De collectie van Ulla en Heiner Pietzsch is nog steeds in opbouw: het Duitse echtpaar verzamelt surrealisme sinds de jaren zeventig, een deel is inmiddels geschonken aan de stad Berlijn. Boijmans Van Beuningen en de National Galleries of Scotland kochten in de loop der jaren belangrijke stukken uit de collecties Penrose, James en Keiller aan. Dankzij het netwerk van oud-conservator Renilde Hammacher - in december 2014 op 101-jarige leeftijd overleden – kon het Boijmans de collectie verrijken met werken van Magritte en Dalí uit de collectie-James.

René Magritte, Le modèle rouge III, 1937, Museum Boijmans Van Beuningen, eigen foto

René Magritte, Le modèle rouge III, 1937, Museum Boijmans Van Beuningen, eigen foto

De Franse kunstcriticus en schrijver Guillaume Apollinaire gebruikte het begrip surrealisme voor het eerst in 1917. De Eerste Wereldoorlog was nog gaande, Apollinaire verwoordde de grote behoefte aan een hogere realiteit als ontsnapping aan die gruwelijke werkelijkheid. André Breton publiceerde in 1924 het eerste surrealistische manifest en werd vlaggendrager van een gelijkgestemde kring kunstenaars en schrijvers in Parijs. Met kunstenaars als Jean (Hans) Arp, Giorgio de Chirico, Marcel Duchamp, Max Ernst, Man Ray, Yves Tanguy, Joan Miró, René Margritte en Salvador Dalí groeide het surrealisme uit tot een beweging die onder een breed publiek onverminderd grote populariteit zou gaan genieten.

De conservatoren (Annabelle Görgen, Hamburger Kunsthalle; Keith Hartleu, Scottish National Gallery of Modern Art; Saskia van Kampen-Prein, Boijmans Van Beuningen) prijzen in de catalogus het kunsthistorische belang van het brede scala aan werken dat bijeen werd gebracht: ‘De vier collecties vullen elkaar op een buitengewone manier aan. Zo kan de ontwikkeling in het oeuvre van een kunstenaars als Ernst van het begin tot het einde worden gevolgd door stukken uit de collecties van Penrose, Keller en Pietzsch naast elkaar te tonen. Soortgelijke groepen zijn gecreëerd rond andere belangrijke kunstenaars, zoals de schilderijen, tekeningen, objecten en manuscripten uit de periode 1928 tot 1939, of de schijnbaar oneindige landschappen van Tanguy uit de jaren twintig en dertig. Ook is er een cluster gemaakt rond Miró’s unieke droomschilderijen uit de jaren twintig.’

De catalogus – in ringband en cassette, vele kilo’s zwaar, vormgeving Esther de Vries – telt 354 bladzijden en kost 44,95 euro. Dat is een flink bedrag, maar wie dat ervoor over heeft, neemt een monumentaal standaardwerk mee naar huis.

De expositie ‘Gek van surrealisme’ in Museum Boijmans Van Beuningen duurt tot en met 28 mei. Voor meer informatie: http://www.boijmans.nl

Salvador Dalí, Cradle Hands Chair, ca. 1936, West Dean College, onderdeel Edward James Foundation, eigen foto

Salvador Dalí, Cradle Hands Chair, ca. 1936, West Dean College, onderdeel Edward James Foundation, eigen foto

 

Reageren