Tijdmachine professor Barabas in Stedelijk Museum: Wonen in Amsterdamse School

Amsterdamse School-verzamelaar Richard Hopman in zijn woonkamer. Foto: Erik en Petra Hesmerg

Amsterdamse School-verzamelaar Richard Hopman in zijn woonkamer. Foto: Erik en Petra Hesmerg

*De expositie ‘Wonen in de Amsterdamse School. Ontwerpen voor het interieur 1910-1930’ in het Stedelijk Museum – met vondsten als wand vullende foto’s overrompelend ingericht door ontwerpbureau Kossmann.dejong - omvat meer dan 500 voorwerpen. De gelijknamige publicatie van uitgeverij Thoth – prachtig geïllustreerd, typografie een tien, weegt vele kilo’s – lig in de museumwinkel klaar voor 25 euro: een koopje. Samenstellers Ingeborg de Roode en Marjan Groot hadden tijdens hun jarenlange onderzoek naar meubels en andere interieuronderdelen uit de Amsterdamse Schoolperiode contact met honderden verzamelaars, conservatoren, kunsthandelaren, onderzoekers en nabestaanden van ontwerpers en architecten.

De database als resultaat van hun monnikenarbeid – met assistentie van stagiaires - telde begin dit jaar 5000 ‘records’. Na oproepen in de media – de eerste in het Art Deco magazine in 2011 - bleken tientallen Nederlandse verzamelaars nog stukken te bezitten, foto’s van de woonkamers van een aantal van hen roepen de tijdmachine van professor Barabas in gedachten.

Zaalopname 'Wonen in de Amsterdamse School' Foto: Gert-Jan van Rooij

Zaalopname 'Wonen in de Amsterdamse School' Foto: Gert-Jan van Rooij

Het begrip ‘Amsterdamse School’ werd dit jaar een eeuw geleden geïntroduceerd, om dat te vieren is er naast de expositie een uitgebreid stedelijk programma georganiseerd. Op 1 mei 1916 werd op de Prins Hendrikkade in Amsterdam Het Scheepvaarthuis in gebruik genomen, in een opvallende vernieuwende stijl waarvoor de architecten Johan van der Mey, Michel de Klerk en Piet Kramer verantwoordelijk waren. Opdrachtgevers waren zes scheepvaartmaatschappijen. Jan Gratama – zelf ook architect – besprak het gebouw kort na de oplevering. Hij omschreef de nieuwe stijl als de ‘moderne Amsterdamsche School met zijn expressionisme, met zijn moderne romantiek, met zijn fantasie’. Architecten realiseerden in die eerste decennia woningbouwcomplexen die in schril contrast met veel nieuwbouw, het stedelijke aanzicht nog steeds verfraaien, ontwerpers leefden hun talenten uit op meubelen, lampen, klokken, keramiek, textiel en grafische vormgeving.

Zaalopname 'Wonen in de Amsterdamse School' Foto Gert-Jan van Rooij

Zaalopname 'Wonen in de Amsterdamse School' Foto Gert-Jan van Rooij

Voor de vormentaal vonden ze – aldus Ingeborg de Roode in een van haar vele bijdragen aan de catalogus - visuele inspiratie bij kunst en architectuur uit de hele wereld: van oosterse culturen tot die van ‘primitieve volkeren’ als de Noord-Amerikaanse indianen en van Groot-Brittannië (Charles Rennie Mackintosh en Baillie Scot) tot Scandinavië. De ‘school’ bleef nog tot circa 1930 in verschillende disciplines populair, daarna waren er steeds minder voorbeelden. De Roode: ‘Zelden doofde een stijl zo snel en volledig uit en kozen alle ontwerpers eieren voor hun geld door een nieuw, meer geometrische en sobere vormentaal te omarmen.’

Na de Tweede Wereldoorlog overheerste waardering voor het constructivisme van De Stijl en het functionalisme van Het Bauhaus. De geleidelijke herwaardering van de Amsterdamse School begon in de jaren zeventig, mede door aandacht in de VS en Italië: het Stedelijk Museum organiseerde in 1975 een expositie waarbij de focus op de architectuur lag. Met de tentoonstelling ‘Wonen in de Amsterdamse School’ is de cirkel nu rond. Veel van de voorwerpen die hier bijeengebracht zijn, zou je zó mee naar huis willen nemen.

De expositie ‘Wonen in de Amsterdamse School. Ontwerpen voor het interieur 1910 – 1930’ in het Stedelijk Museum duurt tot en met 28 augustus. Voor meer informatie: http://www.stedelijk.nl, http://www.100jaaramsterdamseschool.nl en http://www.thoth.nl

Zaalopname, foto Gert-Jan van Rooij

Zaalopname, foto Gert-Jan van Rooij

 

Reageren