De Ploeg en Van Gogh in Groninger Museum: puzzel verwantschap nadert voltooiing

Johan Dijkstra (1896-1978)Zonnebloemen. 1920-1925, olieverf op doek, Stichting Johan Dijkstra, eigen foto

*Je kunt er blind op varen in het Groninger Museum: voor twee euro ligt er bij de entrée van de hoofdtentoonstelling een aantrekkelijk magazine met behartenswaardige informatie klaar, na betaling in een handomdraai uit een bak te vissen om alvast even door te bladeren. Daarna plichtsgetrouw alle tekstborden lezen, alleen hap snap, niet lezen? Door de omvang wordt tentoonstellingsbezoek qua lezen soms net een mislukte hordenloop. De expositie ‘Avant-garde in Groningen. De Ploeg 1918-1928’ is zó omvangrijk dat het in elk geval goed voelt te weten dat er in het laatste magazine een interview met conservator Mariëtta Jansen wacht. Daarin vertelt ze bevlogen over haar (promotie-)onderzoek naar de invloed van Vincent van Gogh op de jonge Groninger kunstenaars die zich een eeuw geleden verenigden in de kunstkring De Ploeg.

H.N. Werkman (1882-1945), Zonnebloemen, 1921, eigen foto

Daarmee reageerden ze op het conservatieve uitnodigingsbeleid van het genootschap Pictura voor de ‘Tentoonstelling van werk van Groningsche kunstenaars en amateurs’ in maart 1918. Slechts enkele jonge kunstenaars waren toen door de ballotage gekomen, kunstliefhebbers hadden nog steeds een voorkeur voor schilders als Jozef Israëls, H.W. Mesdag en Otto Eerelman,. Op de expositie verwelkomen die de bezoekers wand vullend met – daar niet van – prachtig werk.

Jansen: ‘Van De Ploeg staat vast dat de Duitser Ernst Ludwig Kirchner en de andere expressionisten van De Brücke van groot belang zijn geweest bij de totstandkoming. Maar ik geloof dat er nog een andere factor door dat verhaal loopt. Hella Haasse schrijft in haar boek ‘De tuinen van Bomarzo’: ‘De geschiedenis kan op duizend manieren geschreven en herschreven worden.’ Ik zal niet zeggen dat ik de geschiedenis van De Ploeg op duizend manieren kan herschrijven, maar ik heb altijd gedacht: dit is vast niet het hele verhaal.’

Johan Dijkstra (1896-1978), Blauwborgje, 1923, olieverf op doek, Stichting Johan Dijkstra, eigen foto

Museumkijker hoorde er voor het eerst over: zes jaar na zijn dood kreeg Van Gogh in 1896 met 128 werken in het Groninger Museum de tot dan allergrootste tentoonstelling ooit aan zijn werk gewijd. Ere wie ere toekomt: voornaamste initiatiefnemers waren leden van Vindicat, onder wie de later beroemde historicus Johan Huizinga. Jansen: ‘Het waren voornamelijk schilderijen uit zijn Franse periode, eind jaren tachtig. ‘De Zonnebloemen’ waren te zien, ‘De slaapkamer’, het ‘Korenveld met kraaien’. Je wilt het eigenlijk niet weten.’ In 1904 volgde een tweede Groninger expositie bij Kunsthandel Scholtens & Zoon.

De conservator heeft in deze tentoonstelling vijf Van Goghs opgenomen om de verwantschap tussen Ploeg-kunstenaars en de ‘stamvader van het expressionisme’ aan te tonen: ‘Bij Jan Altink en Johan Dijkstra bijvoorbeeld zijn er, vooral in de beginjaren, duidelijke overeenkomsten. Voor een deel zie je het en de geschiedenis doet het vermoeden, maar vooralsnog is het een aanname.’ ‘DE PLOEG EN VAN GOGH – EEN MEESTERLIJKE INVLOED’ lezen we in de zaal die aan dit thema is gewijd met een overdonderend expressieve kleurenpracht.

De expositie ‘Avant-garde in Groningen. De Ploeg 1918 – 1928’ in het Groninger Museum duurt nog tot en met 4 november. Voor meer informatie: http://www.groningermuseum.nl

Cover magazine Groninger Museum

Reageren