Reconstructie leven kunsthandelaar Paul Rosenberg door Anne Sinclair in Luik: ‘Het hellevuur woedt in mij’

picasso29408203720_88aa656e19_kDoor Gerda J. van Ham

*Naar aanleiding van Rue La Boétie, 21 het boek waarin Anne Sinclair – voormalig echtgenote van Dominique Strauss-Kahn - over het leven en de kunsthandel van haar grootvader Paul Rosenberg (1881-1959) vertelt, is in het Musée de la Boverie in Luik een expositie gemaakt. Veel van de oorspronkelijk door Rosenberg verhandelde Picasso’s, Gauguins en Matisses hangen op deze tentoonstelling. Het verhaal strekt zich uit tot de lotgevallen van zijn geliefde kunstwerken toen die door de nazi’s werden geconfisqueerd.

In haar jeugd bezocht Anne Sinclair elke zomer met haar ouders Picasso en zijn vrouw Jacqueline Roque in Mougins (Zuid-Frankrijk). Ze herinnert zich dat Jacqueline een piratenbroek droeg en dat het een janboel was in het vorstelijke huis met oprijlaan. In het atelier zag ze doeken die haar angst aanjoegen. Het liefst wilde ze in de tuin rondrennen en op de bronzen geit van Picasso klimmen. Anne weigerde categorisch model te staan voor Picasso. Ze was inmiddels een mooie, zelfbewuste tiener geworden en wenste geen verwrongen mombakkes op een schilderij. Ze zag Picasso eerder als een roofdier die gezichten verminkte dan een vermaarde kunstenaar. Anne Sinclair was vooral bang voor zijn hypnotiserende blik met die intens zwarte ogen die haar voortdurend achtervolgden.

Ook Paul Rosenberg, haar grootvader van moederszijde, werd zijn hele leven gefascineerd door die roofdierenblik. Rosenberg tekende als kunsthandelaar een exclusiviteitscontract met Picasso. Ze woonden jarenlang naast elkaar in de Rue La Boétie, waar Picasso door het keukenraam zijn nieuwste werk kon tonen en direct commentaar kreeg van zijn buurman. In die tijd werkte Picasso voor het Ballets Russes van Diagilev en maakte hij collages van harlekijnen. Picasso ontpopte zich voor de ogen van Rosenberg tot een ‘geslepen zakenman’. Hij hoopte rijk te worden, maar wilde leven als een arme sloeber. Rosenberg bewonderde de nonchalante levenshouding van Picasso en hield nauwlettend toezicht op zijn productie: ‘Waar blijven mijn harlekijnen, ik bestel er het liefst honderd tegelijk’, schreef hij hem. Op de expositie in Musée de la Boverie in Luik hangen een aantal van deze collages op klein formaat als stille getuigen van hun zakelijke ‘broederschap’.

degas9161ff_8f8c54cb929d4e24a6bb65ef5de7d143-mv2_d_3000_2613_s_4_2Anne Sinclair besloot de familiegeschiedenis van haar joodse grootvader Paul Rosenberg op schrift te stellen toen ze, op zoek naar oude identiteitspapieren, de archiefdozen van haar overleden moeder Micheline doorzocht. Sinclair, zelf een beroemde Franse mediapersoonlijkheid vanwege haar programma Sept après sept (7/7), schreef Rue La Boétie, 21 in een turbulente periode van haar eigen leven. Haar - nu voormalige - echtgenoot Dominique Strauss-Kahn stond terecht voor een poging tot aanranding van een kamermeisje in een luxueus New Yorks hotel. Voor de wereldpers week Anne Sinclair niet van zijn zijde, maar ondertussen was ze met iets heel anders bezig: ze pluisde het ene document na het andere uit over de ontluisterende praktijken van de nazi’s ten aanzien van de door hen ‘entartet’ verklaarde kunst. De florerende kunsthandel van haar grootvader werd met inboedel, archief en bibliotheek door de nazi’s in beslag genomen en letterlijk geroofd.

Rue La Boétie, 21 is een persoonlijk en associatief relaas waarin Anne Sinclair haar grootvader postuum eer betoont voor zijn moed en onverzettelijkheid. Na de oorlog probeerde hij in een ware kruistocht de onderste steen boven te krijgen aangaande roofkunst, bedrog en opportunisme. Rosenberg blijkt een witte raaf in de besmette kunsthandel, een wereld waar geld en eerzucht hoogtij vierden. Zelfs de gerenommeerde joodse kunsthandel Wildenstein speelde onder één hoedje met de nazi’s en staat momenteel (anno 2016) in de beklaagdenbank in Parijs. Een lastig detail is dat Rosenbergs vrouw Margot een geheime liaison begon met de rivaal van haar echtgenoot, een telg uit de Wildenstein-clan. Een smet op het blazoen die de familie Rosenberg liever doodzwijgt, maar Anne Sinclair niet.

Sinclair werkte intensief mee aan de expositie in het gerenoveerde Musée de la Boverie. Op de persconferentie hield ze een gloedvol betoog over het leven en werk van haar grootvader en zijn rol bij de repatriëring van geroofde kunst. Hij stond bekend om zijn voorliefde voor de experimentele en abstracte kunst van de avant-garde. Zijn leven wordt met een keur aan belangrijke kunstwerken die hij onder zijn hoede had, van Picasso, Braque, Léger, Matisse en andere tijdgenoten, gereconstrueerd. Ze konden door bemiddeling van Sinclair uit de beste internationale museale collecties worden geleend – een passende geste omdat Rosenberg na de oorlog veel gerepatrieerde kunstwerken aan musea schonk uit dankbaarheid voor zijn vlucht en geprivilegieerde status in New York.

rosenbergnieuw29072565504_4883282e5c_kDe bezoeker stapt bij binnenkomst van de tentoonstelling regelrecht in de ambiance van Galerie La Boétie, 21. Op de grote foto’s in sepia van zijn toonzalen valt door de stervormige glas-in-lood ruitjes getemperd licht. De agressieve hoeken van de kubistische schilderijen van Braque en Picasso oogden daardoor wat vriendelijker voor de onthutste bourgeois clientèle. Zij liepen liever langs de smeedijzeren trap een verdieping hoger om naar het aantrekkelijker werk te kijken van Corot, Rodin, Renoir, Cézanne of Degas.

Aan het begin van de expositie hangt een knappe lijntekening van Picasso (in de stijl van Ingres) waarop Paul Rosenberg in zijn galerie is afgebeeld met de eeuwige sigaret geklemd tussen zijn vingers. We zien een bewust elegant geklede man op een sofa, maar schijn bedriegt. Zijn kleindochter omschrijft hem eerder als een gekwelde ziel dan als een levensgenieter. Zonder scholing, maar wel met de tucht en discipline van zijn vader die antiquair was, ontwikkelde Paul zich van autodidact tot verfijnd connaisseur die feilloos de fouten ontdekte in andermans veilingcatalogi. Met zijn kennis en eruditie maakte hij als volhardend kunsthandelaar indruk tot in de hoogste kringen.

De bijzondere kwaliteit van zijn kunstenaars stond boven alle kritiek verheven, ook al maakte hij er geen geheim van dat hij moeite had kopers te vinden voor de kubistische werken. Volgens de overlevering bibberde Rosenberg over zijn hele lijf als hij naar een schilderij keek dat hij wilde aanschaffen. In het geval van Picasso en Matisse had hij het eerste recht van koop en kocht hij tijdens een atelierbezoek tientallen werken tegelijk. Dat waren naar de huidige maatstaven onbetwiste meesterwerken die nu nauwelijks meer te verzekeren zijn.

Rosenbergs nerveuze gelaatstrekken met zijn uitstekende jukbeenderen, gaven hem, volgens collega’s, een gezicht van een vos met een te korte snuit. Anne Sinclair betreurt dat Rosenberg nooit toekwam aan het schrijven van zijn memoires. Ze vond hem tijdens kerstdiners in New York vaak moe en gespannen, hij had een maagzweer, kreeg een beroerte en had last van depressies. In zijn correspondentie trof ze een onthullende zin aan: ‘Het hellevuur woedt in mij, ik voel me altijd het best waar ik niet ben.’ Ze herinnert zich nog goed hoe haar grootvader haar meenam naar het Museum of Modern Art (New York) en met een geëmotioneerde stem vertelde over zijn levensmissie. In haar boek beschrijft ze uit respect voor de slachtoffers van de oorlog zijn nobele strijd tegen de trage bureaucratische instanties. Het is een treurige litanie van onmacht, leugens, intriges en handelen te kwader trouw. Ook het neutrale Zwitserland speelde bij de teruggave van oorlogsbuit een bedenkelijke rol.

leger29074347833_09d364f91a_kPaul Rosenberg vond wel de tijd voor uitgebreide briefwisselingen met zijn favoriete kunstenaars. In de tijdspanne van 1918-1959 schreef hij welgeteld 214 brieven aan Picasso. ‘Mijn beste Pic’, stond er onder het briefhoofd van de galerie. En daaronder volgden allerlei feitelijke wetenswaardigheden, waaruit blijkt dat Rosenberg Picasso letterlijk alles uit handen nam, zelfs zijn facturen betaalde, lijsten en schildersmateriaal bestelde. Rosenberg fungeerde als een toegewijd impresario. Die professionele vriendschap ging zo ver dat hij de boedelscheiding regelde toen Picasso zijn Russische vrouw Olga inwisselde voor de piepjonge blondine Marie-Therèse Walter. Ondertussen tekende en schilderde Picasso, in zijn nieuwe klassieke stijl, een wonderschoon portret van Rosenbergs vrouw Margot en haar dochter Micheline. Die barst bijkans van de levenslust door haar bolle blozende wangen. Rosenberg waardeerde dit klassieke portret des te meer omdat hiermee het tijdperk van het ‘onooglijke’ kubisme ten einde leek.

Na de inval van de nazi’s vluchtte Rosenberg via talloze omwegen met zijn gezin naar Portugal, waar hij op het nippertje in 1940 wist te emigreren naar New York. Zijn zoon Alexandre besloot moedig te vechten aan het front en zou met zijn pantserbrigade deel uit maken van D-Day in Normandië en de bevrijding van Parijs. Deze Alexandre zou na de dood van Paul de kunsthandel in New York overnemen en de collectie gerepatrieerde kunst successievelijk schenken of verkopen.

De lage zwarte tafel in haar huis aan het Place des Vosges herinnert Anne Sinclair nog elke dag aan de bizarre oorlogstijd. Naar aanleiding van een renovatie in de galerie had Paul Rosenberg aan Picasso in 1928 gevraagd ontwerpen te maken voor een marmeren vloer in mozaïekpatroon. Zoals wel vaker leverde hij zijn ontwerpen niet op tijd in. Rosenberg richtte nu zijn pijlen op Georges Braque. Die gaf wel gehoor en verwerkte zijn eigen stillevens met karaffen, borden, citroenen en tafellakens als motieven in het ontwerp voor de vloer. Sinclair vergelijkt zijn ontwerp met de grandeur van de vloermozaïeken in de villa’s van Pompeï. Het werd ook daadwerkelijk uitgevoerd in de hal van de galerie. Toen de galerie van plint tot plafond was geplunderd door de nazi’s, stond het beeld van de Denker van Rodin nog eenzaam in de hal, kennelijk te zwaar om op transport te gaan. Ook de vloer met de mozaïeken van Braque zat vastgeklonken.

braque29699060925_df7b77f243_kNiet veel later werd door de Duitse bezetter in het huis van Rosenbergs kunsthandel het Institut d’étude des Questions Juives gevestigd, belast met het voeren van antisemitische propaganda. Het instituut werd opgericht in mei 1941 en gefinancierd door de Duitse ambassade en de Gestapo. Anne Sinclair doet uitvoerig uit de doeken wat voor maatregelen en plannen dit instituut ontwikkelde voor razzia’s en deportaties. Bekend is een foto van de schrijver Céline die zijn fiets tegen de gevel van de voormalige kunsthandel La Boétie, 21 zet en binnen vraagt waarom zijn antisemitische pamfletten niet worden verkocht.

Sinclair vraagt zich in haar boek af hoeveel vijandige laarzen en schoenen die prachtige mozaïekvloer van haar grootvader besmeurden. Het is een veelzeggende en huiveringwekkende passage in haar boek. Na de oorlog heeft Paul Rosenberg als één van de eerste activiteiten de vloermozaïek keurig laten uitsnijden en van de voorstelling van Braque vier tafels laten maken. Eén van die tafels, uit het huis van Anne Sinclair, staat nu in de laatste zaal van de expositie. Ogenschijnlijk een bijzonder, maar gewoon meubelstuk, maar wie het verhaal kent, kan er niet onberoerd langs lopen.

Anne Sinclair, Rue La Boétie, 21, Bezige Bij, Antwerpen

De tentoonstelling Rue La Boétie, d’après le livre d’Anne Sinclair in het Musée de la Boverie in Luik is tot 29 januari 2017 te zien.

Voor meer informatie: http://www.21ruelaboetie.com

Een dag of weekend Luik is sterk aan te raden, de stad aan de Maas herrijst na vele jaren van industrieel verval uit zijn as. Het Musée de la Boverie ligt op een eilandje gevormd door de Maas en een aftakking hiervan. Het bestaat uit een historisch gebouw opgetrokken in 1905 ter gelegenheid van een Wereldtentoonstelling met een landschapspark en een moderne vleugel ontworpen door de architect Rudy Ricciotti en het Luikse bureau p.HD. Wie met de trein reist via Maastricht, komt met een Belgische boemeltrein aan in Luik (slechts 20 minuten reistijd) op een oogstrelend vormgegeven station van de architect Santiago Calatrava. De stedelijke ontwikkelingen, inclusief elegante brug over de Maas, gaan zo snel dat de stad Luik met recht een parel genoemd mag worden in het achterland van Wallonië.

 

 

 

Reageren